Elke maand schrijft onze directeur Ewout van der Horst een blog met Deventerse verhalen.
Lees de nieuwe Etty-biografie! Een absolute aanrader voor de komende winterperiode. Auteur Judith Koelemeijer heeft met haar gloedvolle levensbeschrijving van Etty Hillesum ons allemaal een cadeau gedaan. Ze schetst een scherp en intiem beeld van de schrijfster van het wereldberoemde dagboek over haat en liefde in oorlogstijd.
Op 22 september presenteerde Koelemeijer haar biografie in de Lebuinuskerk te Deventer, de stad van Etty’s beknellende tienerjaren. De belangstelling was groot. En terecht. Tien jaar lang werkte de schrijfster aan deze megaklus. Daarbij kwam allerlei nieuwe informatie over Etty boven water. Ze verwerkte de resultaten in een meeslepende vertelling over de Jodenvervolging: de manier waarop het net zich sloot voor de Joodse gemeenschap, wat dit met de betrokkenen deed en hoe Etty willens en wetens haar noodlot op zich nam.

Koelemeijer is de eerste om toe te geven dat het boek met bijna 500 bladzijden erg omvangrijk is geworden. Iets minder details had op onderdelen zeker geen kwaad gekund: Wat zegt ons de hoogte van Etty’s collegegeld of een biografische schets van elk van haar vele vrienden en kennissen? Maar het zij haar vergeven. De vele rake citaten van Etty en de knappe beschouwingen van Koelemeijer zelf maken de dikke pil meer dan de moeite waard.
Een uitspraak die mij bijzonder raakte: ‘We zijn maar holle vaten, waar de wereldgeschiedenis doorheen spoelt.’ Dat schreef Etty een dag na de razzia van 11 juni 1941 in Amsterdam. Het typeert haar beschouwende insteek met ironische ondertoon. Etty was allesbehalve een hol vat en onderging deze aangrijpende wereldgeschiedenis in volle bewustzijn.
Koelemeijer geeft ook genoeg ruimte aan kritische geluiden uit de omgeving van Etty. Van mensen die haar te zweverig, religieus of naïef vonden. Etty had haar labiele kanten en leefde vaak meer in haar hoofd dan in de realiteit van alle dag. Met wat meer realiteitszin had ze als elitaire Jodin met genoeg relaties met gemak kunnen onderduiken. Ze zag er bewust van af.

Ronduit omstreden is het besluit van Etty om te gaan werken voor de Joodse Raad, die samenwerkte met de Duitsers bij het afvoeren van Joden naar de zogenaamde werkkampen. Daarmee voorkwam ze vooralsnog deportatie van haarzelf en haar familie. Over haar motieven voor deze stap weten we verder weinig tot niets. In haar dagboek noemt ze de werkomgeving van de Joodse raad ‘de hel’ en schaamt ze zich voor haar betrekking.
Koelemeijer gaat ver mee in de verwijten van tijdgenoten die Etty’s keuze voor de Joodse Raad als verraad aan haar volk zagen of minimaal als zelfzuchtig lijfsbehoud. Logischer lijkt mij te veronderstellen dat Etty het als noodzakelijk kwaad zag om haar begeerde rol als helper in ultieme nood te dragen. Ze nam ook mede het initiatief voor een steunafdeling van de Joodse Raad in Westerbork, waar zij persoonlijk mensen bijstond die op transport moesten.
Etty verbond haar lot aan dat van de Joodse gemeenschap en ging daarmee welbewust haar gruwelijke einde in tegemoet. Ze stierf in de periode van 7 september tot 30 november 1943 in Auschwitz door vergassing of uitputting. Haar laatste dagboeknotities zijn evenals zijzelf verbrand. De overgebleven delen uit de voorafgaande periode hebben postuum haar jeugddroom waargemaakt: een betekenisvol schrijver te worden.