Elke maand schrijft onze directeur Ewout van der Horst een blog met Deventerse verhalen.
Bij de vraag wat Deventer voor hem betekent, schiet hij dadelijk vol. Voor Ralph Kleinbussink (1959) is Deventer moeder én vaderstad ineen. Zijn ouders hadden een goedbezochte bar aan de Brink, maar zijn gescheiden toen hij vier jaar was. ‘Ik ben alleen met mijn moeder en zuster opgegroeid en heb mijn vader pas op latere leeftijd leren kennen’, vertelt Ralph. ‘Mijn moeder is een echte Deventerse, maar mijn vader was ook zo trots op de stad. Hij zei altijd: “Als ik de Deventer toren niet zie dan ga ik dood.” Jouw vraag doet mij aan hem denken.’
Ralph Kleinbussink is een bekende Deventer homoactivist. Enkele maanden geleden maakte ik kennis met hem, toen hij met een delegatie van COC Deventer op bezoek kwam om te praten over een tentoonstelling in het kader van het 50-jarig bestaan van de vereniging. Inmiddels is er een mooie samenwerking ontstaan, waarbij Deventer Verhaal helpt om persoonlijke verhalen van de pioniers van de lhbt-emancipatie vast te leggen. Een uitgelezen kans om Ralph zelf ook eens aan de tand te voelen in zijn woning middenin de Zwolse Wijk. Hij is net klaar met het besproeien van de tuin op deze snikhete junidag.

Als geboren verteller praat Ralph honderduit over zijn jeugd in de binnenstad, de ontdekking van zijn homoseksualiteit en zijn persoonlijke emancipatiestrijd. Een onbezorgd leven had hij bepaald niet. ‘Ik ben ontzettend gepest omdat ik een mietje was’, vertelt Ralph. ‘Ik ben nooit uit de kast gekomen, want iedereen heeft altijd aan mij kunnen zien dat ik homo ben.’ Het treiteren duurde tot het einde van de middelbare school.
‘Het valt gewoon niet uit te leggen wat dat pesten met je doet als kind’, aldus Ralph. ‘Ik heb heel lang het gevoel gehouden dat ik nergens bij hoor. Dat je niets waard bent, een minkukel bent. Daar kom je nooit van af. Als het tegenzit dan zit er altijd een stemmetje in mij dat zegt: “Dat komt omdat jij niet goed bent.” Daar moet ik mij echt tegen verzetten. Dan ga ik voor de spiegel staan en moet ik constant tegen mijzelf herhalen dat ik wel goed ben…’
Als ervaren interviewer ben ik het nodige gewend, maar dit verhaal grijpt mij werkelijk bij de strot. Mijn eigen streng christelijke opvoeding speelt daarbij vast een rol, want ik heb in mijn jeugd diverse jongens kapot zien gaan omdat hun homoseksualiteit als niet-bijbels en tegennatuurlijk werd afgedaan. Zelfs in het vrijgevochten Deventer blijkt een tolerantie voor seksuele diversiteit niet vanzelfsprekend.

Het is broeierig warm. Ralph haalt nog een glas gembercitroenwater op. Uiteindelijk heeft hij voor zichzelf de knop weten om te zetten, vervolgt hij zijn verhaal, mede dankzij de steun van lotgenoten: ‘Ik ben al meer dan 45 jaar lid van het COC’, stelt hij. ‘Het is mijn club. We hadden er talentenjachten, bokkingspektakel, cabaretoptredens. Van lelijk eendje kon ik er uitgroeien tot zwaan.’ Zijn persoonlijke strijd vertaalde hij naar een gedreven inzet voor homo-emancipatie in het algemeen. Tegenwoordig zet Ralph zich onder meer in voor de roze 50 plus, om aandacht te vragen voor diversiteit in woonzorgcentra.
De sfeervolle woonkamer van Ralph en zijn partner – die hij 35 jaar geleden bij het COC leerde kennen – wordt opgeluisterd door diverse Deventer kunstwerken. Aan de muur hangt een schilderij van het Bergkwartier en een portret van de schilder Bokhorst. ‘In Deventer is alles mogelijk’, stelt de activist trots. ‘Het was altijd al de vrije keizerlijke Hanzestad. Wij pakken hier van alles aan. Hier zijn voor het eerst bezoekers van het landelijk COC-congres op het stadhuis ontvangen Hier was het eerste geregistreerde partnerschap voor homoseksuelen. Hier hebben we twee keer roze zaterdag gehad. Iedereen hoort erbij en mag meedoen. Ja, Deventer is mijn stad. Ik ga hier nooit meer weg.’