In het kader van 80 jaar vrijheid schrijft onze directeur Ewout van der Horst dit voorjaar een wekelijks blog over de actuele waarde van vrijheid. In deze aflevering staat de vrijheid van gebrek centraal.
De hongerwinter staat diep in het collectieve geheugen van de Nederlanders gegrift. Terwijl het zuiden van het land bevrijd was, gleed de Randstad af naar een pure hongersnood en trokken talloze mensen in wanhoop naar het noorden en oosten op zoek naar voedsel. Alleen al over de IJsselbrug bij Deventer kwamen duizenden hongertrekkers per dag! Niet dat de Deventenaren het al te breed hadden. Overal waren moestuintjes aangelegd, die ’s nachts regelmatig werden leeggeroofd. Zelfs de grasmat van Go Ahead moest eraan geloven als voer voor de vele konijnen van de stadsbewoners.
Roosevelt noemde vrijheid van gebrek als één van de vier grondslagen van elke beschaving. Deze vorm van vrijheid is wat lastig te duiden. Wanneer gaat schaarste over in gebrek? En wie is daarvoor verantwoordelijk? Dat hangt nogal van de omstandigheden af. De hongerwinter was geen Duitse strafmaatregel, maar was vooral te wijten aan een gebrek aan voedseltransporten naar het westen van het land. In de andere delen van het land was er genoeg eten voorhanden. Het laat zien dat het bij vrijheid van gebrek vooral gaat om verdeling van de schaarse middelen en hoe lastig dat kan zijn.
Wie lijdt er momenteel in Nederland gebrek? Er zijn brede zorgen over de stijging van het levensonderhoud en de kansenongelijkheid. De cijfers over de verdeling van welvaart in Nederland liegen er niet om. Acht procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Dat is onrechtvaardig vanuit het perspectief dat tien procent van de Nederlanders de helft van de nationale rijkdom in handen heeft. Vermogen zoals een eigen huis levert bijna meer op dan arbeid. Wat zegt dit over de mate van vrijheid en gelijke kansen in Nederland? In de afgelopen neoliberale decennia is de verantwoordelijkheid voor gebrekkige omstandigheden vooral bij de betrokkenen zelf neergelegd. Dit leidt tot een groeiende kloof in de samenleving. In hoeverre mogen mensen in armoede nog rekenen op de solidariteit van hun medeburgers?
Intussen legt onze consumptiemaatschappij een forse hypotheek op de planeet Aarde. Veel Nederlandse jongeren zien de toekomst somber in. De politiek lijkt weinig te geven om het klimaat, hun toekomst, terwijl er alle reden tot zorg is. Er gebeurt vrijwel niets met evidente problemen als stikstof of water- en natuurkwaliteit. Ook het gebrek aan woonruimte geeft jonge generaties kopzorgen. Waarom bouwen aan je toekomst als je niet eens een eigen veilige plek kunt vinden? Dan hebben we het nog niet eens over de toekomst van landen met grote klimaatproblemen, zoals de stijging van de zeespiegel, die primair door het rijke Westen zijn veroorzaakt. Het begrip vrijheid zou zich niet tot onze tijd en onze samenleving moeten beperken.