Elke maand schrijft onze directeur Ewout van der Horst een blog met Deventerse verhalen.
‘Are you looking for your ancestors, sir?’, vraagt een hotelmedewerker in hartje Jakarta als hij hoort dat ik uit Nederland kom. Het is grappig bedoeld maar heeft een serieuze ondertoon. Vrijwel elke Indonesiër weet dat zijn land driehonderdvijftig jaar door Nederland bezet is geweest. De historische musea op Java staan vol met diorama’s die het koloniale verleden en met name de Hollandse oorlogen verbeelden. Maar ongemakkelijk over deze episode hoef je je als Nederlander niet te voelen. Het koloniale verleden is hier echt geschiedenis.
Indonesië fascineert mij al mijn leven lang. Dat verre exotische land dat in mijn jeugd nog overwegend als voormalig Nederlands-Indië werd aangeduid. Mijn opa heeft er na de Tweede Wereldoorlog twee jaar gevochten, maar sprak er amper over. Pas jaren na zijn dood ben ik via gesprekken met zijn strijdmakkers gaan begrijpen dat zijn zwijgen geen onwil, maar onmacht was. Als oorlogsvrijwilliger van het eerste uur maakte hij traumatische gevechten mee, waarbij verschillende vrienden van hem omkwamen. Twintig jaar na zijn overlijden bezoek ik niet alleen de graven van zijn strijdmakkers op ereveld Candi in Semarang, maar ook die van zijn tegenstanders enkele kilometers verderop. Meer dan een eerbetoon of boetedoening is mijn bloemlegging op de graven vooral een markering van de zinloosheid van oorlog.
Mijn rondreis per trein en taxi over Java voert mij ook langs het onbeduidende plaatsje Comal, of op zijn Nederlands uitgesproken en geschreven: Tjomal. Hier stond ooit een van de modernste en grootste suikerfabrieken ter wereld van de familie Teding van Berkhout. De opbrengsten van deze fabriek investeerde de familie onder meer in het landgoed Hoenlo bij Olst, waar ik met mijn gezin woon. Het is een van de vele tastbare sporen van herinnering aan het profijt dat Nederland van zijn Aziatische wingewest trok. Maar als ik in Tjomal historische foto’s van de fabriek laat zien, trekken de mensen hun schouders op. ‘Nooit van gehoord.’ Een dorp verderop is wel een suikerfabriek te vinden. En jawel, bij pabrik gula Sragi krijg ik nog een glimp te zien van hoe de suikerindustrie in de negentiende eeuw met stoommachines van onder meer Stork het (moeder)land tot welvaart bracht. ‘Was your grandfather boss here?’, grapt een medewerker.
Directe aanleiding voor mijn bezoek aan Java is een onderzoek naar een christelijke minderheid uit het dorpje Toegoe die in het voetspoor van het uiteenvallen van het Nederlandse imperium eerst in 1950 naar Nieuw-Guinea en in 1963 naar Suriname is gereisd. Als loyale onderdanen van vorstin en vaderland raakten de Toegoenezen in een landbouwexperiment op een vervallen plantage verzeild. Na een hopeloze mislukking vonden ze eindelijk, maar wel een goed heenkomen in Nederland. De helft van hun lotgenoten is in Indonesië achtergebleven. Ik bezoek hun kerk en woonwijk in het havengebied van het huidige Jakarta. Bovendien bezoek ik het nationaal archief van Indonesië aan de andere kant van de metropool. Het leidt tot bijzondere ontdekkingen en ontmoetingen die direct bruikbaar zijn voor mijn boek over deze uitzonderlijke gemeenschap.
Veel ervaringen van mijn rondreis op Java stellen mijn kritische antikoloniale perspectief op de proef. Al was het omdat niemand in Indonesië spreekt van ‘koloniaal’. Ze hebben het over de Nederlandse tijd of Nederlandse architectuur en opvallend vaak op een positieve manier. ‘De Japanse bezetting, die was pas erg!’ Een taxichauffeur in Bandung betreurt het dat de Nederlanders niet meer van die prachtige gebouwen hebben nagelaten. Ook infrastructuur als spoorwegen, treinstations en waterwerken worden met de Nederlanders in verband gebracht. En al die museale oorlogstaferelen en standbeelden van vrijheidsstrijders dan? Ja, dat is geschiedenis. Die dient vooral om het zelfbeeld van zelfstandige vrije republiek in ere te houden. De Nederlanders vormen daarbij een soort Spaanse overheersers uit de Tachtigjarige Oorlog die niets van doen hebben met die boomlange belanda die nu voor hun neus staat. Over de uitwassen van het koloniale verleden lijkt niemand zich druk te maken. Behalve de Nederlanders zelf dan. Maar ja, het is dan ook evenzeer onze geschiedenis daar aan de andere kant van de wereld. Het is een voorrecht om je daarin te kunnen verdiepen te midden van een modernistisch land met een piepjonge bevolking dat vooral met zijn toekomst bezig is.